Geld
- A. Geld tellen
- 1. Hoeveel euro is dit? 1 muntII
- 2. Hoeveel euro is dit? 2 muntenI
- 3. Hoeveel euro is dit? 2 muntenII
- 4. Hoeveel euro is dit? 3 muntenI
- 5. Hoeveel euro is dit? 3 muntenII
- 6. Hoeveel euro is dit? 1 BriefjeII
- 7. Hoeveel euro is dit? 2 BriefjesI
- 8. Hoeveel euro is het samen? Munten en briefjesI
- 9. Waar ligt meer geld?II meerkeuze
- 10. Waar ligt minder geld?II meerkeuze
- 11. Leg de munten van laag naar hoogII
- 12. Leg de briefjes van laag naar hoogII
- 13. Hoeveel kost het?II
- 14. Waarden van geld, wat is het minste waard?I meerkeuze
- 15. Wat is het bedrag? Tot 20 centI
- 16. Wat is het bedrag? Tot 50 centI
- 17. Wat is het bedrag? tot 1 euroI
- 18. Wat is het bedrag? tot 1 euroII
- 19. Wat is het bedrag? tot 2 euroI
- 20. Wat is het bedrag? tot 10 euroI
- 21. Wat is het bedrag? tot 20 euroI
- B. Rekenen met geld
- 1. Waarden van geld, wat is het meeste waard?I meerkeuze
- 2. Inwisselen van munten, tot 1 euroI meerkeuze
- 3. Inwisselen van munten, tot 1 euroII meerkeuze
- 4. Inwisselen van munten, tot 2 euroI meerkeuze
- 5. Inwisselen van munten, tot 2 euroII meerkeuze
- 6. Inwisselen van munten, tot 5 euroI meerkeuze
- 7. Inwisselen van munten, tot 5 euroII meerkeuze
- 8. Inwisselen van munten en briefjes, tot 10 euroI meerkeuze
- 9. Inwisselen van munten en briefjes, tot 10 euroII meerkeuze
- 10. Inwisselen van munten en briefjes, 20 euroI meerkeuze
- 11. Inwisselen van munten en briefjes, 50 euroI meerkeuze
- 12. Inwisselen van munten en briefjes, 100 euroI meerkeuze
- C. Afrekenen
- 1. Betaal gepast met hele euro'sI
- 2. Betaal gepast met hele euro'sII
- 3. Betaal gepast met briefjesI
- 4. Betaal gepast met briefjesII
- 5. Betaal gepast met muntenI
- 6. Betaal gepast met muntenII
- 7. Betaal gepast met munten en briefjesI
- 8. Betaal gepast met munten en briefjesII
- 9. Betaal gepast tot 20 centI
- 10. Betaal gepast tot 50 centI
- 11. Betaal gepast tot 1 euroI
- 12. Betaal gepast tot 2 euroI
- 13. Betaal gepast tot 10 euroI
- 14. Kies de goede notatie, tot 20 euroI meerkeuze
- 15. In de winkel, hele euro's tot 10I
- 16. In de winkel, hele euro's tot 10II
- 17. In de winkel, hele euro's tot 10III
- 18. In de winkel, hele euro's tot 20I
- D. Notatie van geldbedragen
- 1. Staat het bedrag goed genoteerd? tot 20 euroI
Groep 4 rekenen met geld
In groep 4 gaat het verder met eerst wat herhaling van groep 3 om daarna snel door te gaan naar nieuwe onderwerpen en toepassingen van het rekenen met geld. Zo is het leuk om winkeltje te spelen en zo het betalen en wisselen van geld te oefenen. Kunnen de kinderen al goed de waarde van munten koppelen aan een geld bedrag?
De oefeningen die je hier bijvoorbeeld kan maken zijn; het wisselen van munten en briefjes en gepast betalen tot 10 euro.
Per goed beantwoorde vraag krijg je een munt. Als de oefening wordt gemaakt met meer dan 60% van de vragen goed verdien je een medaille. Als je alle medailles verzameld hebt kan je verder met de rekenen met geld spelletjes en de oefeningen van groep 5.
De vaardigheid rekenen met geld is onderdeel van rekenen/ wiskunde – meten en meetkunde – kerndoel 33.