
Breuken
- A. Basisoefeningen
- 1. Zoek het plaatje bij de breukI
- 2. Wat is de grootste breuk?I
- 3. Zet de breuken van klein naar grootI
- 4. Benoem de breukenI
- 5. Welke breuk wordt weergegevenI
- 6. Welke breuk wordt weergegeven met balkI
- 7. Zoek het plaatje bij de breukII
- 8. Zoek de balk bij de breukI
- 9. Maak de gelijke breukI
- 10. Maak de gelijke breukII
- 11. Wat is de grootste breuk?II
- 12. Zet de breuken van klein naar grootII
- 13. Benoem de breukenII
- 14. Welke breuk wordt weergegevenII
- 15. Breuken makenI
- 16. Breuken makenII
- B. Optellen
- 1. Gelijknamige breuken kleiner dan 1 optellenI
- 2. Gelijknamige breuken groter dan 1 bij elkaar optellenI
- 3. Heel getal optellen bij een breuk kleiner dan 1I
- 4. Heel getal optellen bij een breuk groter dan 1I
- 5. Heel getal optellen bij een breuk kleiner dan 1II
- 6. Heel getal optellen bij een breuk groter dan 1II
- 7. Gelijknamige breuken kleiner dan 1 optellenII
- 8. Gelijknamige breuken groter dan 1 bij elkaar optellenII
In groep 5 van de basisschool worden de breuken geïntroduceerd na een eerste kennismaking in groep 4. Bij deze breuken oefeningen wordt het optellen behandeld en de basisoefeningen zoals het sorteren van breuken van klein naar groot.
Bij het breuken oefenen begin je met de basisoefeningen. Bij deze oefeningen worden de breuken ingeleid door simpele oefeningen waarin de breuken eerst goed herkend moet worden. Hierbij wordt er nog niet gerekend met de breuken.
In de eerste basisoefening krijg je een breuk en 4 plaatjes. Het doel is om hier het plaatje te vinden die bij de breuk hoort. Daarnaast heb je ook oefening genaamd ‘benoem de breuk’ waarin je zelf een breuk moet maken die overeenkomt met het plaatje. Tenslotte heb je de oefening breuken maken. Dit is een leuke oefening om snel de breuken te leren, bij deze sommen krijg je namelijk een breuk en moet je zelf het bijpassende plaatje maken door middel van de plus, minknoppen en het selecteren van de vakken.
Na de basisoefeningen wordt het optellen van de breuken behandeld. In deze oefeningen moeten gelijknamige en ongelijknamige breuken bij elkaar opgeteld worden. Er wordt gewerkt met breuken groter dan 1, kleiner dan 1 en hele getallen.
Bij elke oefening krijg je een medaille wanneer je meer dan 60% van de vragen goed hebt.
De vaardigheid breuken is onderdeel van rekenen/ wiskunde – getallen en bewerkingen – kerndoel 26.