
Geld
- A. Geld tellen
- 1. Wat is het bedrag? tot 50 euroII
- 2. Wat is het bedrag? tot 100 euroII
- 3. Schat wat het duurste isII
- 4. Schat wat het goedkoopste isII
- B. Rekenen met geld
- 1. Waarden van geld, wat is het minste waard?III meerkeuze
- 2. Waarden van geld, wat is het meeste waard?III meerkeuze
- 3. Inwisselen van munten en briefjes, 50 euroII meerkeuze
- 4. Aanbiedingen in de winkel, tot 50 euroI
- 5. Aanbiedingen in de winkel, tot 100 euroI
- 6. Zakgeld, Hoe lang sparen tot 50 euro?I
- C. Afrekenen
- 1. Betaal gepast tot 20 euroII
- 2. Betaal gepast tot 50 euroII
- 3. Betaal gepast tot 100 euroI
- 4. Betaal gepast tot 200 euroI
- 5. Betaal gepast tot 500 euroI
- 6. In de winkel, hele euro's tot 200II
- D. Notatie van geldbedragen
- 1. Staat het bedrag goed genoteerd? tot 1.000.000 euroI
- 2. Kies de goede notatie, tot 1.000.000 euroI meerkeuze
Groep 6 rekenen met geld
In groep 6 gaat het verder met eerst wat herhaling van groep 5 en daarna wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan geld rekenen zoals het samenstellen van bedragen en aanbiedingen. In deze groep komt er ook meer aandacht voor de berekening van de geldsommen en voor het ontwikkelen van referentie van geldwaardes.
Oefeningen met geldsommen die hier bijvoorbeeld bij passen zijn het samenstellen van bedragen tot 200 euro en aanbiedingen in de winkel.
Per goed beantwoorde vraag krijg je een munt. Als de oefening wordt gemaakt met meer dan 60% van de vragen goed verdien je een medaille. Als je alle medailles verzameld hebt kan je verder met de rekenen met geld spelletjes.
De vaardigheid rekenen met geld is onderdeel van rekenen/ wiskunde – meten en meetkunde – kerndoel 33.