Breuken

In groep 8 van de basisschool wordt er ook gerekend met breuken. De breuken komen ook voor op de vragen in de citotoets. Het is dus handig om de breuken goed te beheersen voordat je de citotoets gaat maken.

Bij deze breukoefeningen wordt eerst het optellen en het aftrekken behandeld. In deze oefeningen worden gelijknamige breuken en ongelijknamige breuken bij elkaar opgeteld of afgetrokken. De breuken die hier in voor komen zijn groter of kleiner dan 1.

Naast plus- en minsommen kan je ook breuken delen en vermenigvuldigd in groep 8. Een voorbeeld hiervan is de oefening ‘Gelijknamige breuken kleiner dan 1 delen’. In deze oefening krijg je twee gelijknamige breuken kleiner dan 1, die met elkaar gedeeld moeten worden.

Tenslotte heb je nog de oefeningsvorm vereenvoudigen waarin de breuken kleiner gemaakt moeten worden. Hiervoor zijn er in totaal 3 oefeningen waarin breuken kleiner en groter dan 1 worden behandeld.

Elke oefening heeft in totaal 10 vragen. Je hebt alle tijd om de vragen te beantwoorden en aan het einde van de oefening kan je de foute antwoorden terug bekijken. Wanneer je 60% van de vragen goed hebt beantwoord krijg je een medaille.

De vaardigheid breuken is onderdeel van rekenen/ wiskunde – getallen en bewerkingen – kerndoel 26.